De Oltcit/Axel heeft voorwielaandrijving, een lengte van 3.72 m, een driedeurs carrosserie en biedt plaats aan 5 volwassenen. De vering is rondom onafhankelijk door middel van torsiestaven. Dit resulteert in een zeer comfortabele vering en een groot rijcomfort. Op alle vier de wielen waren schijfremmen gemonteerd, wat bepaald geen vanzelfsprekendheid was voor een auto in deze prijsklasse. Er waren drie motorversies leverbaar: de tweecilinder uit de LNA en Visa (652cc), en twee uit de GSA bekende luchtgekoelde viercilinder boxermotoren van respectievelijk 1129 cc en 1299 cc. De 2 cilinder Oltcit Club is uitsluitend in het Oostblok geleverd. De twee viercilinders waren ook in ons land te koop. De meest luxeuze uitvoering, bekend als de Axel 12 TRS, kreeg een vijfversnellingsbak, de goedkopere modellen moesten het doen met een vierbak. Afgezien van de motor zijn er nog meer elementen typisch Citroën aan de Axel. Te noemen zijn het dashboard met satellieten en het enkelspakige stuurwiel, bekend uit Visa en GSA. De luchtverversingsroosters lijken rechtstreeks uit de Visa te zijn overgenomen. Bij de ook in ons land leverbare Axel 12 TRS lag de nadruk duidelijk op een luxe standaarduitrusting. De auto was onder meer voorzien van lichtmetalen velgen, een klokje, een toerenteller en een ruitenwisser achter. De goedkopere Axel 11 was daarentegen vooral als prijsbreker bedoeld. In Frankrijk werd deze uitvoering zelfs voor een lagere prijs op de markt gebracht dan de 2CV Club. In totaal zijn er in West-Europa ongeveer 20.000 van deze uitvoering verkocht. De prijs van de 12 TRS was in 1985 duizend gulden lager dan de veel eenvoudiger uitgevoerde Visa 11 RE. Niet alle West-Europese importeurs zagen echter brood in deze vreemde Roemeense eend in de bijt. In het toenmalige West-Duitsland, Groot-Brittannië«, Scandinavië, Zwitserland en Spanje moesten de kopers dit juweeltje ontberen. Daarentegen werd de auto wel verkocht in IJsland, en zelfs in enkele Zuid-Amerikaanse landen. De Nederlandse pers reageerde gematigd positief op de Axel. Autovisie-journalist Nico de Jong noemde de auto bij de introductie ironisch een “jeugdige oldtimer”. De importeur was niet geamuseerd. Ernstiger was de matige afwerkingskwaliteit van de Axel. Zowel de carrosserie als ook de techniek gaven regelmatig problemen. Veel kopers ruilden de Axel na korte tijd gedesillusioneerd in voor een ander model, of, pijnlijker, voor een ander merk. In 1998 waren er nog 570 Axels geregistreerd in Nederland: 183 Axels 11, en 397 stuks Axel 12 TRS (bron: Johan Oldenhage). Tegenwoordig is daarvan nog slechts een fractie op de weg. Dat neemt niet weg dat er ook koren tussen het kaf zat. Ook nu nog draaien verscheidene Axels probleemloos hun kilometers. In 1991 trok Citroën (PSA) zich terug uit het Roemeense avontuur met een flink verlies. Na veel touwtrekken met de Roemeense overheid kwam de fabriek in handen van Daewoo, maar in 1996 viel ook het doek voor Daewoo in Roemenië«. In 1995 werden nog slechts 500 exemplaren verkocht. Tijdens Citromobile 2001 stond mijn eigen Axel bij de andere auto’s van de club op het parkeerterrein, en genoot grote belangstelling van een groot aantal buitenlanders. Vooral onze Oosterburen stonden vol verbazing de Axel te bewonderen als een hen volstrekt onbekend Citroënmodel. De GSA-motor in deze Axel is op de lange stukken onvermoeibaar en met een top van 150 km per uur kan hij goed meekomen in het hedendaagse verkeer. Het is jammer dat, door de wat te geringe beenruimte en de wat ongelukkige plaatsing van het gaspedaal, het rijden niet echt ontspannen is. In mijn eigen Axel heb ik dit ondervangen door wat luxere stoelen uit een BX Sport te plaatsen, die bovendien iets verder naar achteren staan en zo een betere zitpositie mogelijk maken. De viercilinder Axels hebben een benzineverbruik van gemiddeld 1 op 11. Voeg daarbij een zeer pittige acceleratie, gekoppeld aan goede rijeigenschappen met een directe en nauwkeurige besturing, en je kunt stellen dat er op rijtechnisch niets mis is met deze Axels! Klaas Bezema Gedeelten uit de bovenstaande tekst zijn ontleend aan artikelen van de hand van Wouter Jansen in het magazine Citroexpert (nr.5 en 6 1998 en 1 en 2 1999). |